‘De elite’ tegenover de ‘gewone man’: populistisch taalgebruik in de zendtijd voor politieke partijen
Politici spreken de kiezer sinds de start van de zendtijd voor politieke partijen, ruim zeventig jaar geleden, soms populistisch aan. Populisme is dus niets nieuws. Het soort populisme en wie de vijand is, is over de jaren heen wel veranderd.
De zendtijd voor politieke partijen was voor de komst van het internet het enige massamedium waarin politieke partijen zelf de volledige controle hadden over hun boodschap. Hoe brachten en brengen partijen deze boodschap?
Spreken partijen van een samenleving die in twee groepen is verdeeld, bijvoorbeeld ‘de gewone man’ tegenover de ‘corrupte politici’, dan maken ze gebruik van populistisch taalgebruik. Naar dit soort taalgebruik kijken we in dit dataverhaal.
Populisme neemt volgens eerder onderzoek van wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam in de krant toe. Zij stelden voor het krantenonderzoek een lijst op van uitdrukkingen die konden worden gebruikt om verschillende vormen van populisme op te sporen. Die lijst is ook in deze analyse gebruikt. In de bijna 2900 verkiezingsvideo’s in de collectie van Beeld en Geluid vonden we zo bijna 200 herkenbare populistische uitingen. In heel veel filmpjes is dus geen populisme gevonden.
Voor 1984: ‘de gewone man’
De eerste keer dat we populisme tegenkomen is al in 1963, niet lang na de start van de reguliere zendtijd voor politieke partijen. De PvdA vindt het een ‘schande dat er zoveel fantastische bungalows en andere dure huizen worden gebouwd’, terwijl de ‘gewone arbeider’ geen huis kan krijgen. Het gebruik van de ‘gewone arbeider’ is een vorm van populisme wat onderzoekers volk-centrisme noemen. Dit is populisme waarin ‘normale mensen’ een stille meerderheid vormen waar weinig rekening mee wordt gehouden.
In de eerste twee decennia van de zendtijd voor politieke partijen is er nog een vorm van populisme die opvalt, namelijk wat onderzoekers ‘uitsluiting door links’ noemen. In deze vorm van populisme wordt de kloof tussen arm en rijk benadrukt en is men tegen ‘graaiende bankiers’ en ‘corrupte politici’. De kloof tussen arm en rijk wordt in deze jaren genoemd door de PvdA, maar de partij die links-populisme het meest overduidelijk bezigt, is de CPN (Communistische Partij Nederland). Deze partij strijdt in een verkiezingsspot uit 1974 tegen het ‘sprookje van het kapitalisme, waarbij de gewone man moet opdraaien voor steeds hogere winsten’.
Van 1984 tot 2000: Tegen de ‘Europese gehaktbal’ en rechtse uitsluiting
Vanaf 1984 wordt er in de zendtijd voor politieke partijen steeds meer nadruk gelegd op de eigen cultuur. Zo streed Realisten Nederland, een splinterpartij die maar heel kort heeft bestaan, tegen het Europese landbouwbeleid door in 1989 het volgende ‘schrikbeeld’ op te roepen: “Als dit landbouwbeleid zo doorgaat drinkt men alleen nog maar melk van de buren en eet men spaghetti, rijst of bami.” De VVD benadrukte in 1994 in een video voor de Europese verkiezingen dat het trots is op ‘onze eigen taal en onze eigen cultuur’. Die cultuur wil de VVD blijven beschermen: “Europa, ja, maar geen Europese gehaktbal. Eenheid in verscheidenheid.”
Sinds 1984 komt ook de populisme-vorm ‘uitsluiting door rechts’ in de zendtijd voor. Dit is een vorm van populisme waarbij groepen worden uitgesloten die het ‘echte volk’ van hun rechten zouden beroven. De in 1984 opgerichte CentrumDemocraten (CD) gebruiken in bijna al hun spotjes rechts-populisme. Deze, volgens parlement.com, xenofobe en racistische partij stelt bijvoorbeeld in 1995 dat ‘moslimorganisaties openlijk de democratie mogen verwerpen, maar dat als je opkomt voor je eigen cultuur, je blijkbaar een crimineel bent.’ In 1998 wisten de CentrumDemocraten geen zetels te halen en sinds 2002 doet de partij niet meer mee aan de Tweede Kamerverkiezingen.
Na 2000: De ‘grenzen dicht’ en terug naar ‘Holland’
Rechts-populisme is na de eeuwwisseling niet meer verdwenen. In de afgelopen twintig jaar zijn er verschillende partijen geweest die in hun verkiezingsvideo’s oproepen om de grenzen te sluiten en de ‘eigen cultuur’ te beschermen. De LPF (Lijst Pim Fortuyn) stelde in 2006 dat ‘we enorm veel mensen binnen hebben gekregen, die heel weinig met onze cultuur hebben’, dat levert volgens de partij ‘grote problemen’ op.
Ook de PVV, die in 2006 voor het eerst deelnam aan die verkiezingen en in dat jaar 9 zetels behaalde, maakte toen al gebruik van ‘uitsluiting door rechts’-populisme. In een video waarin hij zijn kiezers bedankt voor hun stem belooft hij om ervoor te zorgen dat de ‘tsunami van Islamisering’ stopt.
In de recente video’s van de partijen die rechts-populisme gebruiken vallen de vele molens, koeien, weilanden en schaatsers op. In 2019 begon Forum voor Democratie een van zijn spotjes zelfs met een verwijzing naar een gedicht uit 1936, Herinnering aan Holland. Thierry Baudet van FvD draagt voor: “Ons vlakke land, ons prachtige land. Met zijn grote rivieren, zijn oneindig laagland. Dit wonderbaarlijke land dat we op de zee hebben veroverd.” Het is volgens de Amsterdamse onderzoekers die eerder populisme in kranten onderzochten, kenmerkend voor populisme dat partijen verwijzen naar een ingebeeld verleden, waarin het land nog niet was verpest door ‘de ander’ of ‘de elite’.